Rijkswaterstaat in de Tweede Wereldoorlog; dagboek van een ingenieur
In 2025 is het 80 jaar geleden dat Nederland werd bevrijd en er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Honderden mensen hielden een dagboek bij tijdens de oorlogsjaren. en tekenden hun alledaagse belevenissen op: huisvrouwen, burgemeesters, winkeliers, artsen, Oostfrontstrijders, gevangen en scholieren. Ook Rijkswaterstaat-medewerkers noteerden wat ze in de bezettingstijd meemaakten. Zo ook ingenieur Derk Dammers.
In zijn dagboek neemt de ingenieur ons mee naar de bezettingsjaren in Noord-Holland. Hij werkte daar als ingenieur bij het arrondissement Het Noordzeekanaal.
Leiding Marine Duikbedrijf
Na de capitulatie en liquidatie van het Nederlandse defensieapparaat in mei 1940 werd het Marine Duikbedrijf onder de Directie van de Waterstaat geplaatst. De Kriegsmarine, die het vanaf dat moment voor het zeggen had, gaf meteen opdracht om het wrak van passagiers- en mailschip de J.P. Coen op te ruimen.
Dit schip was op 14 mei door de Koninklijke Marine bij de toegang van de haven van IJmuiden met explosieven tot zinken gebracht. Met als doel het Noordzeekanaal onbruikbaar te maken voor de vijand. Nadat op 15 mei luitenant Callenfels en bijna alle Nederlandse beroepsofficieren in krijgsgevangenschap waren weggevoerd, nam Dammers de leiding van het duikbedrijf over.
Strubbelingen met de Duitsers
Dammers kreeg al snel problemen met de Kriegsmarine en met de NSB-burgemeester van de plaats Velsen. Zo weigerde hij om bemanning beschikbaar te stellen voor het leggen van Duitse militaire kabels. Ook gaf hij aan geen mensen te leveren voor de bewaking tegen sabotage van het kolenpark. Zijn standpunt had grote gevolgen: ‘Sinds 8 october resideer ik in de keet van de kanaalverbreeding in Haarlem-Noord aan de Rijksweg. Dit omdat ik geen ‘Ausweis’ van het spergebied in IJmuiden heb ontvangen wegens ‘politieke onbetrouwbaarheid'.'
Hongerwinter
In de hongerwinter van 1944-1945 kwam het openbare leven, vooral in het westen van het land, nagenoeg tot stilstand. In die periode was er nauwelijks werk, maar de medewerkers kwamen wel vaak op kantoor. Ze leden samen kou, praatten over de oorlog en hielden zich bezig met het bemachtigen van voedsel en brandstof. Op 24 december schreef Dammers over de militaire toestand in de Ardennen en in Rusland. Maar zijn lege maag eiste alle aandacht op: ‘Al deze zaken zijn in onze gedachten verdrongen door de gedachten over eten. Die beheersten ons geheel.’
Inundaties
Op 5 april 1945 had de waterstaatkundige toestand weer zijn aandacht: ‘Het schijnt in de bedoeling te liggen nog meer inundaties te stellen. Het gerucht ging dat de Wieringermeer vanmiddag zou worden geïnundeerd. Bovendien zullen de sluizen in IJmuiden, Vreeswijk en Wijk bij Duurstede niet gespaard blijven zoodat het Westen een ramp van onafzienbare afmetingen bedreigt. Het beeld zweeft ons als een nachtmerrie voor oogen.’
Wieringermeer onder water
Dammers was goed geïnformeerd, want vanaf 13 april werd rivierwater ingelaten door alle sluizen in de Lekdijk tussen Wijk bij Duurstede en Vreeswijk. De keerdammen van de grote schutsluis bij Wijk bij Duurstede werden opgeblazen. Ook de Wieringermeer bleef niet gespaard. Op 17 april bliezen de Duitsers de Wieringermeerdijk op. Als snel kwam het water de polder in en stond het een halve tot ruim 5 m boven het maaiveld.
Het water, onze vijand
Op 22 april uitte Dammers zijn teleurstelling over de stilstand van de geallieerde troepen voor de Grebbelinie: ‘De wedloop met het water is door de Canadezen verloren…Dat het water, onze vijand, nu onze vijanden gaat helpen behoefde geen verwondering te wekken. Het heeft er alle schijn van dat ze er een beter gebruik van zullen maken dan wij in 1940 deden en hebben kunnen doen.’
Duitse capitulatie
Nog geen 2 weken later leek er eindelijk goed nieuws te komen: ‘Sinds 21.00 uur weten we (natuurlijk onder voorbehoud) dat morgen 5 mei de Duitse troepen in Nederland capituleren. We zullen dus vrij zijn. Wanneer we de eerste Canadezen zullen zien weten we nog niet. Maar dit evenement zal voor het eerst onze gemoederen in beweging brengen. Nu nemen we alles nog maar rustigjes op. We hebben al een heele week tegen de bevrijding aan zitten kijken met afwisselende stemmingen. Maar nu zal het dus zoover zijn. En dat op het laatste moment nog met onze meest vitale bedrijven en instellingen intact. Dat wonder is haast niet te gelooven.’