Externe veiligheid
Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen houdt de overheid natuurlijk rekening met de veiligheid van de betrokken werknemers. Maar minstens zo belangrijk als deze ‘arbeidsveiligheid’ is de externe veiligheid: de veiligheid van mensen die zich in de omgeving van de transportroutes bevinden.
Deze risico’s moeten zo beperkt mogelijk zijn. Hiervoor heeft de overheid wettelijke normen vastgelegd.
Beoordeling externe veiligheid
Bij het beoordelen van externe veiligheid gaat Rijkswaterstaat uit van 3 verschillende aspecten: het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en aandachtsgebieden.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Dit risico kan als een soort hoogtelijnen op een kaart weergegeven worden, waarbij de lijn punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbindt.
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar per km transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute in een keer dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen op die transportroute.
Aandachtsgebieden zijn gebieden waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd kunnen zijn tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Basisnet
Sinds 1 april 2015 is het externe veiligheidsbeleid voor het transport van gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd in de wet vervoer gevaarlijke stoffen, ook wel Wet basisnet genoemd. Het beleid is verder uitgewerkt in:
- de Regeling basisnet, met daarin onder meer de maximaal toegestane risico’s die langs de transportroutes gelden en de tabellen met de routes die zijn opgenomen in de basisnetten weg, water en spoor;
- het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarin de externe veiligheid regels voor nieuwe ruimtelijke besluiten, zoals woonwijken en industriegebieden, staan;
- de Beleidsregels EV-beoordelingen tracébesluiten – EV staat voor ‘externe veiligheid’ – waarin externe veiligheid regels opgenomen zijn die gelden bij de vaststelling van infrastructuurbesluiten, dus de aanpassing of aanleg van nieuwe transportroutes.
Met het basisnet komen we tot een betere afstemming tussen de noodzaak en toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen enerzijds en de behoefte om de fysieke ruimte langs en boven de infrastructuur intensiever te benutten anderzijds.
Basisnetroutes en overige routes
In het basisnet worden de transportroutes onderverdeeld in 2 type routes: basisnetroutes en overige routes.
Alle voor het transport van gevaarlijke stoffen belangrijke (doorgaande) hoofdtransportroutes en de omleidingsroutes van tunnels met een tunnelcategorie B, C, D of E daarin zijn basisnetroutes. Op de overige routes vindt het transport van gevaarlijke stoffen in beperktere mate plaats.
Plaatsgebonden risico
Voor de overige routes berekenen we de risico’s voor de externe veiligheid op basis van het werkelijke vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de basisnetroutes heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een ‘begrensde risicoruimte’ toegekend, ook wel de basisnetafstand of het PR-plafond genoemd.
Voor zowel de overige als basisnetroutes geldt de PR 10-6 contour als norm. Dit is de contour waarbij de kans 1 op een miljoen is dat iemand overlijdt ten gevolge van een zwaar ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen.
De PR 10-6 contour geldt als grenswaarde voor (zeer) kwetsbare objecten, zoals ziekenhuizen, scholen, grote kantoren, grote hotels, grotere winkelcentra en woonwijken; dit type bebouwing mag niet in deze contour liggen.
De PR 10-6 contour geldt als een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten, zoals verspreid liggende woningen, sportterreinen, speeltuinen, kleinere kantoren, enzovoorts. Dit type bebouwing moet bij voorkeur niet in deze contour liggen.
Door het vastleggen van de PR 10-6 contour als PR-plafond in het basisnet wordt de ruimtelijke ordening langs die routes niet meer geconfronteerd met steeds wijzigende risicoafstanden, terwijl binnen de risicoplafonds nog groeimogelijkheden voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn.
Wanneer tijdens de monitoring van het basisnet of binnen Rijkswaterstaatprojecten blijkt dat de risicoplafonds overschreden (dreigen) te worden zal de minister dit nader onderzoeken. Meer informatie over dit onderwerp staat onder het kopje Monitoring basisnet hieronder.
Groepsrisico(verantwoording)
Voor de basisnetroutes wordt het groepsrisico gereguleerd met het GR-plafond en een afwijkende beoordeling groepsrisico. Het GR-plafond is verschillend voor vervoer over water, weg en spoor:
- Bij transport over water is er geen GR-plafond.
- Bij vervoer over de weg wordt deze op een aantal wegen gevormd door de PR 10-7-contour (kans van 1 op de 10 miljoen).
- Bij vervoer over het spoor voor alle basisnetbaanvakken volgt het GR-plafond de PR 10-7- en de PR 10-8-contouren (kans van 1 op de 100 miljoen).
Langs routes zonder GR-plafond wordt het PR-plafond ook gebruikt om het groepsrisico te beperken.
Langs de basisnetroutes wordt beoordeeld of er sprake is van een (dreigende) overschrijding van de risicoplafonds (zowel PR-plafond als GR-plafond).
Daar waar sprake is van een (dreigende) overschrijding van de risicoplafonds moet de minister hier speciale aandacht aan besteden bij de monitoring van het basisnet (zie hieronder). Ook wordt erop gelet of de risicoplafonds “verschuiven” door een wegaanpassing (dus als het midden van de weg verplaatst wordt).
Het GR plafond wordt door Rijkswaterstaat gemonitord. Voor meer informatie hierover zie Monitoring Basisnet. Het GR plafond wordt berekend met het risicoanalysepakket RBM II volgens de methodes die beschreven staan in de Handleiding Risicoanalyse Transport. Bij ruimtelijke plannen en projectbesluiten over infrastructuur moet het groepsrisico binnen aandachtsgebieden worden verantwoord. De eisen hiervoor staan in artikel 5.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
In die verantwoording moet men ingaan op de maatregelen die genomen (kunnen) worden om het risico te verlagen, de bestuurlijke afweging van de maatschappelijke aanvaardbaarheid van de overgebleven risico’s, de zelfredzaamheid van mensen in het risicogebied en de rampenbestrijding.
Aanvullende eisen en tips voor externe veiligheidsstudies bij Rijkswaterstaat zijn opgenomen in de kaders.
Aandachtsgebieden
Voor alle basisnetroutes zijn vaste aandachtsgebieden vastgesteld. Aandachtsgebieden zijn gebieden die zichtbaar maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen, onvoldoende beschermd kunnen zijn tegen de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen.
De afstanden van deze aandachtsgebieden zijn 30 m voor brandaandachtsgebieden, 200 m voor explosieaandachtsgebieden en 300 m voor gifwolk aandachtsgebieden. De gifwolkaandachtsgebieden zijn formeel nog niet in werking. Het voornemen is om deze per 1 januari 2025 in het Besluit kwaliteit leefomgeving vast te stellen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen aandachtsgebieden voorschriftengebieden vast te stellen.
Deze voorschriften staan in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Een uitzondering hierop zijn zeer kwetsbare gebouwen. In artikel 5.14, derde lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving staat dat voor deze gebouwen altijd het voorschriftengebied aan staat.
Monitoring basisnet
In het basisnet is opgenomen dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat minimaal iedere 5 jaar, of vaker als het nodig is, onderzoekt in hoeverre de risicoplafonds van het basisnet overschreden (dreigen te) worden. Als er sprake is van een (dreigende) overschrijding van de risicoplafonds neemt de minister maatregelen om de overschrijding te voorkomen of terug te draaien.
Bijvoorbeeld door het aanpassen van een route. Aanpassen van het PR-plafond zal daarbij pas als uiterste maatregel en na overleg met de Tweede Kamer overwogen worden. De minister kan de GR-plafonds wel zonder toestemming van de Tweede Kamer aanpassen.
Meer weten?
Meer informatie over de wetgeving op het gebied van externe veiligheid is onder andere te vinden op de websites van de rijksoverheid en het RIVM.
Ook kunt u het contactformulier Risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen invullen.