‘Baggeren en terugstorten houdt de rivier stabiel’
In vaargeulen, havens en op de bodem van vaarwegen bezinken grote hoeveelheden zand en slib. Door te baggeren zorgt Rijkswaterstaat ervoor dat de rijksvaarwegen bevaarbaar blijven en dat het water goed doorstroomt.
Maar wat komt hier allemaal bij kijken? En hoe vaak moet er eigenlijk gebaggerd worden? We vroegen het Arthur Thomas, omgevingsmanager Vaarwegen in Oost-Nederland, en Léon Dumoulin, senior adviseur Waterbouw.
Waarom is het nodig om de vaarwegen en rivieren te baggeren?
Thomas: ‘Baggeren is om een aantal redenen nodig. Ten eerste omdat rivieren en overige vaarwegen steeds ondieper worden door het bezinken van zand en slib. Schepen kunnen hier hinder van ondervinden of zelfs vastlopen. Het zorgt er ook voor dat er minder water door de rivier kan stromen, waardoor wateroverlast bij hoogwater kan ontstaan. Niet alle vaarwegen worden even intensief gebaggerd. In de Waal - de drukst bevaren rivierroute van Nederland en daarmee cruciaal voor transport over water - wordt het vaakst gebaggerd.’
Hoe ziet het baggerproces er precies uit?
Thomas: ‘Dat begint met het uitvoeren van peilingen in ons onderhoudsgebied. Daarmee brengen we de hoogte en het profiel van de waterbodem in kaart. Wanneer we ondieptes constateren, gaan we baggeren. Dat doen we altijd pas nadat we via onderzoek de kwaliteit van het te baggeren materiaal, ‘baggerspecie’, hebben vastgesteld. We maken monsters van de baggerspecie die we vervolgens in een lab onderzoeken. De aangetroffen hoeveelheden van vervuilende stoffen toetsen we aan kwaliteitsnormen.’
Is er toezicht of Rijkswaterstaat zich aan de regels houdt?
Dumoulin: ‘Jazeker, dat is een taak van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Zij voeren onafhankelijke controles uit op het baggeren en het opvullen van dieptes door Rijkswaterstaat. Daarbij kun je denken aan checks op slibmonsteranalyses en op de uitvoering van de werkzaamheden. De ILT voert deze controles op afstand uit, met drones, maar komt ook persoonlijk langs op baggerschepen.’
Soms wordt baggermateriaal teruggestort in de rivier. Waarom doen jullie dit?
Dumoulin: ‘Met het baggeren en terugstorten van baggermateriaal, het zogenaamde ‘suppleren’, willen we een zo glad mogelijke waterbodem creëren. Door te baggeren houden we de vaargeul op de juiste diepte. Met het terugstorten vullen we dieptes op die ontstaan door erosie. Zo zorgen we ervoor dat de rivierbodem niet verder daalt en houden we - onder het wateroppervlak - de dijken aan de rivierzijde stabiel.’
Hij vervolgt: ‘Door de waterbodem op peil te houden, helpen we ook de grondwaterstand in de uiterwaarden stabiel te houden. Bij voorkeur storten we baggermateriaal terug in de omgeving waar het gebaggerd is. Zo drukken we de transportkosten en minimaliseren we de CO2-uitstoot.’
Mag alle baggerspecie worden teruggestort?
Dumoulin: ‘Nee, dat is niet toegestaan. Voor het opvullen van dieptes gebruiken we alleen baggerspecie van klasse AT (Altijd Toepasbaar) en A. Dit is baggerspecie van een zo’n goede kwaliteit dat deze overal gestort kan worden in waterbodems. Vervuild materiaal (B-klasse) en Niet Toepasbare (NT)-specie brengen we niet terug in het systeem.’
Wat doet Rijkswaterstaat eigenlijk met alle vervuilde specie?
Thomas: ‘Bij het baggeren komt in veel gevallen verontreinigd baggerslib naar boven. Omdat we dit slib niet kunnen terugstorten of over het land uitspreiden, voeren we het in plaats daarvan af naar een erkende verwerker. In Nederland heeft het Rijk op een aantal locaties baggerspeciedepots gebouwd. Hier wordt het baggerslib veilig verwerkt en opgeslagen.’
‘Op dit moment beheert Rijkswaterstaat 4 van deze depots: de Slufter op de Maasvlakte, IJsseloog in het Ketelmeer, het baggerspeciedepot Hollandsch Diep en Put Cromstrijen.’
Jullie krijgen regelmatig particuliere baggerverzoeken, hoe gaan jullie daarmee om?
Thomas: ‘Het komt inderdaad regelmatig voor dat bewoners aan hoofdvaarwegen een dergelijk verzoek sturen als onze aannemers in de buurt aan het baggeren zijn. Vaak gaat het dan om oppervlaktewateren die bewoners via het Rijksvastgoedbedrijf huren van de Staat. Onterecht bestaat soms het beeld dat Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf dezelfde overheidsorganisatie zijn. Dat is niet het geval.’
Thomas vervolgt: ‘Ons baggerwerk richt zich op de vaargeul en niet op plekken die daarbuiten liggen. Wel kan een bewoner proberen om rechtstreeks een afspraak met een aannemer te maken over het baggeren van het oppervlaktewater dat ze huren. Hierbij moeten ze wel rekening houden met kosten voor onderzoek naar de kwaliteit van het slib, baggerkosten, vervoers- en tenslotte stortkosten. Dit soort werkzaamheden vallen namelijk buiten de contractuele verplichtingen van de aannemer.’