Ecoducten als fundament voor de toekomst
Als 2 natuurgebieden van elkaar gescheiden zijn door infrastructuur, kan dit gevaar opleveren voor overstekend wild en voor mensen. Als overstekend wild en automobilisten elkaar in de weg zitten, bijvoorbeeld. Ecoducten, goed bedachte, natuurvriendelijke overgangen, zorgen voor veiligheid én natuurherstel door 2 natuurgebieden opnieuw met elkaar te verbinden.
In Nederland staan deze natuurvriendelijke bouwwerken inmiddels op zo’n 80 plaatsen. We spreken met natuurexperts Hans Bekker, Adam Hofland en Toine Morel over de rol van ecoducten binnen Rijkswaterstaat.
En hoe zij belangrijke lessen leerden voor de toekomst door het bouwen van tientallen ecoducten en honderden andere veilige passages.
De noodzaak voor het bouwen van ecoducten is: versnippering. Versnippering ontstaat wanneer een natuurgebied wordt doorkruist door infrastructuur, zoals door (spoor)wegen of kanalen.
Veel dieren kunnen dan niet meer vrij bewegen binnen zo’n gebied. Ze lopen gevaar aangereden te worden bij het oversteken van de weg, of hebben onder meer last van het geluid of de wegverlichting.
Om het risico op ongelukken voor mens én dier te verminderen, kwamen er vanaf de jaren 70 steeds meer natuurvriendelijke passages. Van dassentunnels, nu kleine faunatunnels genoemd, tot ecoducten.
Het Meerjarenprogramma Ontsnippering
In 1988 gingen de eerste 2 Nederlandse ecoducten open bij de aanleg van de A50: Terlet en de Woeste Hoeve in Gelderland. Op plekken die bekend stonden bekend als gevaarlijke ‘hotspots’, waar veel wild overstak.
Ecoducten, of ‘wildwissels’, boden een natuurvriendelijke oplossing. Na het startsucces van ecoducten en andere faunpassages, begon eind jaren 90 het overleg voor een Meerjarenprogramma Ontsnippering: het MJPO.
Hans Bekker was nauw betrokken bij de vorming van dit programma. Hij vertelt over het ontstaan van dit plan dat in de jaren 90 begon en pas in 2018 officieel werd afgerond. ‘Eerst identificeerden we ruim 200 verkeersknelpunten op plaatsen waar (rijks)infrastructuur belangrijke natuurpunten doorsneed’, zegt Bekker.
‘Daar waar de versnippering voor natuurschade en/of gevaar zorgde. Voor al die knelpunten formuleerden we in totaal 650 maatregelen. Ecoducten, maar ook rasters bijvoorbeeld. Op elke plaats pasten we maatwerk toe. Al dat maatwerk samen vormde een uniek programma.’
Kennis verspreiden
Bekker: ‘We hebben ontzettend veel geleerd van het MJPO. En omdat we één van de eerste landen waren die op grote schaal ontsnipperden, deelden we deze kennis Europees en zelfs wereldwijd.
Zo ontstond IENE, een Europees kennisnetwerk dat nog steeds bestaat. Dit netwerk schreef ook een handboek waar de hele wereld gebruik van maakt. Dat gebeurde op basis van gezamenlijke inzichten en onderzoeken.
Van Myanmar tot Zuid-Afrika. Die uitwisseling en samenwerking is heel belangrijk, want overal waar infrastructuur staat en aangelegd wordt, kom je versnippering tegen.’
In 2018, toen het MJPO officieel eindigde, bezocht Bekker alle ecoducten in Nederland. Deze bezoeken bevestigde zijn vermoeden: een ecoduct is een prachtig middel voor mens én natuur.
‘Ze worden door de dieren goed gebruikt. En dat zorgt voor natuurherstel en verspreiding van diersoorten’, zegt Bekker. ‘Hoe de toekomst eruitziet? Zelf ben ik nu met pensioen, dus de bredere uitwisseling en borging van deze kennis ligt bij mijn opvolgers en andere overheden. Vanwege alle uitdagingen in de natuur een lastige, maar belangrijke klus.’
Een ander speelveld: het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)
Die opvolgers, dat zijn onder Adam Hofland en Toine Morel. Hofland was na het vertrek van Bekker betrokken bij het afronden van het MJPO en is nu betrokken bij een ander groot programma voor natuurherstel: het NPLG.
Net zoals Morel, senior adviseur natuur en biodiversiteit bij Rijkswaterstaat. Morel: ‘Ik denk dat we niet moeten onderschatten hoe belangrijk het aanleggen van ecoducten is geweest voor de bredere ecologische opgaven waar we nu voor staan, zoals het verbinden van natuurgebieden in relatie tot klimaatadaptatie, het verduurzamen van transport- en vervoernetwerken en het verbeteren van de natuur- en waterkwaliteit.'
'Tijdens het MJPO leerden we nauw samenwerken met landelijke en Europese (milieu)organisaties. En de politieke besluitvorming, van lokaal tot provinciaal, tot zelfs de landelijke overheid. Dat doen we nu in het NPLG weer. Die kennis nemen we mee.’
‘Ontsnipperen is één van de manieren om bij te dragen aan natuurherstel’, zegt Hofland. ‘Maar het is niet afdoende. Rijkswaterstaat bepaalt ook de oplossing voor de problemen niet alleen. Zo bepaalt het ministerie de randvoorwaarden. Wat we wel doen, is adviseren. Wij weten als natuurbeheerders vaak wel wat werkt in de praktijk en wat niet.’
De weg vooruit: samenwerking en vertrouwen
De sleutel tot een gezonde natuur? Vertrouwen.
Morel: ‘Het MJPO heeft ons geleerd dat ingrepen en oplossingen voor natuur langs infrastructuur in de praktijk weleens anders uitpakken dan in het oorspronkelijke plan. Daar moet je een open gesprek over houden en samen naar een flexibele, maar werkende oplossing zoeken.'
'Een klein voorbeeld: latere ecoducten uit het MJPO hadden vaak een ‘natte strook’. Plekken waar regenwater bleef staan, zodat ook amfibieën de overtocht konden maken.’
Hofland: ‘Tijdens het aanleggen van de ecoducten was er veel goede onderlinge samenwerking en vertrouwen. Problemen en oplossingen werden in de praktijk gezamenlijk besproken en uitdagingen werden opgelost met alle betrokken partijen.'
'Om die opgedane kennis en onderlinge band te behouden, richtten we na het programma de Community of Practice op. Nu de uitdagingen rondom infrastructuur en natuur onverminderd groot zijn, hebben we deze community hard nodig. Vertrouwen in elkaar belangrijk is en blijft belangrijk. Dat staat voor ons als een paal boven water.’
Meer weten over het verbinden van natuurgebieden
Lees meer over hoe we als Rijkswaterstaat natuurgebieden verbinden op onze pagina over het verbinden van natuurgebieden.