Vissen naar rivierplastic
5 juni is Wereld Milieudag. Dit jaar vragen de Verenigde Naties specifiek aandacht voor de strijd tegen plasticvervuiling (#BeatPlasticPollution). Maar hoeveel plastic stroomt er eigenlijk door onze rivieren? Dat onderzoekt Rijkswaterstaat.
Van begin april tot eind mei 2023 voer onderzoeksschip de Stern op de IJssel, de Maas, de Waal en de Rijn. Vanaf Kampen bij Flevoland, via Eijsden op de grens met België, naar Tiel en daarna naar Lobith vlakbij de Duitse grens.
Alle benodigde expertise is aan boord: de bemanning van de Rijksrederij weet alles over varen en vissen, de waterkwaliteit adviseurs uit Oost-Nederland en Zuid-Nederland weten alles over plastic en het verzamelen daarvan, en de medewerkers van de Centrale Informatievoorzieningsdienst van Rijkswaterstaat (CIV) weten hoe en waarmee je alles goed meet.
Vroeg uit de veren
Om plastic te vangen moet je vroeg uit de veren. Iets na 7 uur klinken de eerste voetstappen aan boord van het dek. Met het aangaan van de motoren ontwaakt ook de rest van de bemanning, die doordeweeks aan boord slaapt. Kort daarna komen de adviseur waterkwaliteit, adviseur hoofdwatersysteem en stagiaire aan boord.
Tijdens het gezamenlijk ontbijt bespreken ze het plan voor vandaag. Waarna de Stern de ligplaats in Maastricht verlaat, op weg naar de meetplek vlakbij Eijsden aan de Belgische grens.
Patronen ontdekken
De gezagvoerder vaart het schip, terwijl de bemanningsleden de netten klaarmaken voor de plasticvangst. Wateradviseur Frank Collas bevestigt sensoren aan de netten. Collas: ‘De ene sensor meet hoe diep het net hangt, de andere de watertemperatuur. Weer een andere sensor, die de CIV speciaal hiervoor ontwierp, meet de stroomsnelheid.’
De CIV vaart ook met een klein bootje voor het schip uit om de stroomsnelheid te meten en hun nieuwe sensor te dubbelchecken. Collas: ‘Hoe meer gegevens we hebben, hoe meer informatie om patronen te kunnen ontdekken.’ Op elke meetlocatie vissen ze op 3 verschillende hoogtes: het wateroppervlak, het midden en bij de bodem.
Collas: ‘In Kampen en Sambeek vingen we vooral plastic aan de bodem. Dat is interessant, want plastic drijft doorgaans. Hier in Eijsden vangen we het meeste aan het oppervlak. Mijn hypothese is dat de binnenvaart in Kampen en Sambeek ervoor zorgt dat het plastic daar meer naar de bodem gaat.’
Meso- en macroplastic
Het doel van het onderzoek is weten hoeveel plastic er in de rivieren zit én waar dat vandaan komt. Dit onderzoek richt zich op meso- en macroplastic. Dat is plastic van 0.5-2.5 cm groot (meso) en groter dan 2.5 cm (macro). Kleinere stukjes (microplastic) zijn lastig te vangen.
Eerdere onderzoekscijfers liegen er niet om: naar schatting drijven er jaarlijks zo’n 450 miljoen stukjes plastic in de Rijn en 30 miljoen in de Maas.
De gezagvoerder takelt met hulp van de bemanningsleden elke 40 minuten de netten in en uit het water. Voor op het dek staat een wit tentje: het onderzoekslab. Daar spitten de adviseurs met pincetten elke plasticvangst grondig door.
480 miljoen stukjes plastic per jaar
Op het eerste gezicht lijken er alleen takken en blaadjes in de netten te zitten, maar bij nadere inspectie ook plastic. Veel plastic. Yoghurtbakjes, frisdrankdopjes, ballonresten, kleine plastic pareltjes die een grondstof zijn in de plasticindustrie (nurdles), etensverpakkingen, etiketten en ook een schoen!
Collas: ‘Uiteindelijk proberen we elk stukje plastic te categoriseren. Soms kan je vrij makkelijk de herkomst achterhalen. Als een verpakking nog intact is, kijken we van wanneer die is en waar het verkocht werd. Het merendeel kunnen we niet exact achterhalen, omdat het te veel uiteengevallen is. Maar ook daar doen we nader onderzoek mee.'
'De CIV kan het type plastic bepalen. Dat zegt ook iets over de mogelijke herkomst. Pas als we de bron van de vervuiling weten kunnen we er iets tegen doen.’
Meten verbeteren
Het tweede doel van het onderzoek is leren hoe je de hoeveelheid plastic het beste meet. Daarom testen het onderzoeksteam hun eigen methoden voortdurend. Collas: ‘We hadden verwacht meer wattenstaafjes te vinden, maar die vingen we niet. Daarom hebben we getest of ze in het net blijven steken als we ze er zelf indoen. Dat blijkt zo te zijn. Met andere woorden: ons net werkt.'
'Als er hier wattenstaafjes in het water zitten, dan zouden we ze vangen. Door dit onderzoek ontdekten we dat er ook veel plastic aan de bodem drijft. Daaruit blijkt dat de onderzoeksmethode die we vroeger gebruikte, vanaf een brug tellen, een vertekend beeld geeft. Je ziet dan alleen het plastic aan het oppervlak.’
Al het plastic uit de Maas?
Naarmate de dag vordert zit er steeds minder plastic in de netten. Hebben ze dan al het plastic uit de Maas gevist? Collas lacht: ‘Was dat maar zo!’. Hij wijst naar de grafiek met de rivierafvoer op zijn telefoon: ‘De afvoer gaat omlaag. Dat kan de mindere vangst verklaren.’
Het onderzoeksschip verplaatst zich naar een andere locatie. De stuw bij Borgharen. Maar ook daar dragen de omstandigheden niet bij aan de vangst. Collas: ‘Ook dit is belangrijke informatie voor ons. Door vaak met verschillende omstandigheden te vissen leren we.’
Ondanks dat de plasticvangst in de middag wat tegenvalt, hoor je niemand klagen. De zon schijnt en Collas en collega's zoeken onvermoeibaar door in hun tentje. ‘Informatie ophalen is tijdens dit onderzoek belangrijker dan de hoeveelheid plastic die we uit de rivieren halen. Al helpen alle kleine beetjes natuurlijk.’
‘Het ken net!’
Tijd om terug te keren naar de ligplaats in Maastricht. Terwijl hij de Stern onder de Sint Servaasbrug in Maastricht doorvaart verzucht de gezagvoerder, die de hele dag aan het roer staat: ‘Wat een mooi leven hebben we toch! Wie wil er nou een 9 tot 5 baan als je dit kan hebben?’
De gezagvoerder manoeuvreert het schip zoals alleen een ervaren schipper dat kan tussen een ander schip en de steiger door naar de ligplaats. De ligplaatsbeheerder lacht hem toe: ‘Het ken net!’