Kantonnier en hulpkantonnier: zo ging het vroeger
In dit 225-jarig jubileumjaar delen we een aantal bijzondere verhalen uit de rijke historie van Rijkswaterstaat. Dit keer neemt Hennie Vermeent ons ruim 40 jaar mee terug in de tijd. Een periode waarin de weginspecteur nog kantonnier heette en waarin hij zelf als hulpkantonnier zijn steentje bijdroeg aan het beheer en onderhoud van de wegen.
Als jong broekie van 21 jaar kwam Hennie op 1 februari 1981 in dienst bij Rijkswaterstaat. ‘Ik had net mijn militaire dienstplicht achter de rug. Het was een lastige tijd om werk te vinden, helemaal een vaste baan. Ik deed hier en daar een klusje. Totdat ik een vacature zag bij de Dienstkring Auto Snelwegen (DAS). Deze was in 1967 opgericht door Rijkswaterstaat. Ik had geluk en werd aangenomen.’
Schouwkantonnier en werkploegkantonnier
Hennie ging aan de slag als hulpkantonnier. ‘Ik zat samen met mijn collega’s gestationeerd in Breukelen, maar we vertrokken vanaf de Papendorpsweg in Utrecht. Daar stonden alle voertuigen en lag het materiaal opgeslagen. We waren met kantonniers en hulpkantonniers. Ook was er een onderscheid in kantonniers.'
‘Zo hadden we een schouwkantonnier en een werkploegkantonnier. De schouwkantonnier ging in zijn eentje op pad en gaf opdracht aan de onderhoudsaannemer over bijvoorbeeld beplanting of reparatie aan de vangrail. De werkploegkantonnier reed in een busje samen met 3 hulpkantonniers, waarvan ik er een was. Wij deden alles zelf: prullenbakken controleren, goten schoonmaken, putten legen en het plaatsen van verkeersmaatregelen.’
Ren je Rot!
Sinds de komst van de verkeerssignalering in de jaren 80 en 90 is het plaatsen van verkeersmaatregelen drastisch veranderd. Bij een incident rijdt de weginspecteur naar de locatie en belt met de wegverkeersleider in de verkeerscentrale, die via een computersysteem een maatregel boven de rijbaan plaatst. Voor de veiligheid van hulpdiensten en weggebruikers komt de aannemer met een botsabsorber. Dit is een voertuig dat aan het begin van een wegafzetting wordt geplaatst om botsingen op te vangen.
Voor Hennie en zijn collega hulpkantonniers was het plaatsen van verkeersmaatregelen een tijdrovende klus. ‘Dat ging allemaal handmatig. We hadden houten palen met 2 dwarslatten en losse verkeersborden. Daarmee staken we de weg over. Met een beugel bevestigden we de paal aan de vangrail. Vervolgens klommen we op de vangrail om de borden aan de paal vast te maken.
'Op de rijstrook waar de afsluiting was, plaatsten we een groot hek met een pijl. Daarna moesten we ook nog een betonnen blok met een knipperbol neerzetten. Dat ding woog ongeveer 22 kg. Met 2 man telden we hardop 1… 2… 3… en dan was het ‘Ren je Rot’ over de rijbaan.’
Zwoegen tussen de middenberm
‘Je kunt het je niet meer voorstellen, zoals het vroeger ging. Er waren dagen bij dat we om 07.30 uur met een emmer water en een touw uit de auto werden gezet om de reflectorglaasjes in de middenberm schoon te maken. Was het water op dan staken we over en vulden hem met water uit de sloot. Om 16.00 uur haalden ze ons weer op. Op zo’n dag liepen we zo’n 10 km tussen de middenberm door.’
Vochtig washandje
Tegenwoordig werkt Rijkswaterstaat met het landelijk dekkend Gladheidmeldsysteem (GMS) dat automatisch waarschuwt wanneer er kans op gladheid ontstaat. Via deze informatie en de weersverwachting besluit de gladheidscoördinator om wel of niet te gaan strooien. In de periode dat Hennie als hulpkantonnier werkte, was dat systeem er nog niet.
‘Degene die destijds gladheidsdienst had, reed rond en hield het wegdek nauwlettend in de gaten. Bij een glimmende vluchtstrook belden we de persoon die de beslissing moest nemen om te strooien. Deze collega woonde in een Rijkswaterstaathuisje langs de snelweg. Er woonde er bijvoorbeeld een bij Breukelen en een bij IJsselstein.’
‘Om te kijken of het vroor, hingen sommigen een vochtig washandje buiten aan de lijn, op 1 m hoogte. Was deze bevroren dan piepte hij ons op via de semafoon. De gladheidsbestrijding van ons district bestond uit 3 kantons: Breukelen, IJsselstein en Utrecht. Ieder kanton was verantwoordelijk voor zijn eigen gebied.’
Verwerking ernstige incidenten
Als hulpkantonnier maakte Hennie heftige dingen mee. Een zwaar ongeval bij knooppunt Oudenrijn kan hij zich nog goed herinneren. ‘Tijdens een nachtdienst assisteerden we bij een ongeval waarbij een dodelijk slachtoffer viel. De partner van het slachtoffer had geen lichamelijk letsel en stond naast de auto te schreeuwen dat we moesten helpen. Helaas konden we niets meer doen. Dat had heel veel impact op ons.'
‘Ik kwam thuis, stak de sleutel in de voordeur en hoorde mijn dochter Jessica huilen. Ze was pas 3 maanden oud. Normaal gesproken vond ik het niet zo fijn als ze ’s nachts lag te huilen. Dit keer was ik zo blij toen ik haar hoorde. Ik heb haar uit haar wieg gehaald en ben samen met haar in de stoel gaan zitten.'
'Het verwerken van zware incidenten is zo persoonlijk. Iedereen gaat er anders mee om. De een wil het van zich afpraten, een ander wil liever met rust worden gelaten. Er is nu wel meer aandacht voor nazorg. Als je er behoefte aan hebt, kun je er gebruik van maken.’
Van kantonnier naar weginspecteur
In 2024 werkt Hennie al 43 jaar bij Rijkswaterstaat waarvan de laatste jaren als Adviseur Verkeer. Hij zag de vele veranderingen, zoals de ontwikkeling van het Incident Management (IM) en de afschaffing en vervanging van de beroepsnaam kantonnier in weginspecteur in 1995. Over exact een jaar gaat hij met pensioen. Op de vraag wat zijn meest dierbare herinneringen zijn, is Hennie heel duidelijk: ‘Dat is de eenheid met mijn collega’s. Dat is gewoon het allermooiste.’