Veilig oversteken: voor ieder diersoort een passende passage
In Nederland hoeft u niet ver te reizen of u komt een snelweg, rivier, kanaal of ander soort (vaar)weg tegen. Ze doorkruisen onze steden en ons landschap. En dus ook onze natuurgebieden. Dat noemen we ‘versnippering’.
Marieke Severijns, adviseur natuur bij Rijkswaterstaat, legt uit wat voor gevolgen versnippering heeft voor de dierpopulatie in deze natuurgebieden.
‘Veel dieren struinen graag rond in een groot leefgebied. Door versnippering kan dit niet altijd meer, omdat er dan een weg of vaarweg door het gebied kruist. Wij willen het mogelijk maken voor dieren om veilig naar andere natuurgebieden te reizen. Dat geeft dieren meer opties voor geschikte partners in de paringstijd, wat goed is voor de genetische soortendiversiteit. En dan hebben ze een gevarieerd leefgebied, met onder andere meer voedsel en meer schuilplekken. Dit mogelijk maken is in een notendop de missie van ontsnippering’, legt Severijns uit.
Ganzenpas
Een voorbeeld: ganzen maken in de broedperiode vaak een nest in de klaverbladknooppunten. Daar is water en beschutting aanwezig met weinig tot geen roofdieren. Op papier de perfecte broedplaats. Maar ganzen kunnen direct na de geboorte van hun jongen niet vliegen, omdat ze dan zelf ook een nieuw verenpak krijgen. Als het eten in hun directe omgeving opraakt, wandelen ze de weg over om nieuw eten te zoeken. Levensgevaarlijk, natuurlijk.’
Om die gevaarlijke situaties te voorkomen bedenkt Rijkswaterstaat manieren om dieren veilig te laten oversteken. ‘Dat doen we voornamelijk met bruggen over de weg en tunnels onder de weg’, zegt Severijns. ‘Maar we hebben bijvoorbeeld ook paddenrichels. Dat zijn verdiepte stukjes onder de weg die eruitzien als een waterafvoer en die padden helpen om onder de weg door te gaan. De best passende overgang is altijd afhankelijk van de diersoort die we proberen te helpen.’
Kieskeurige passanten
Severijns: ‘We gaan ook vrij voor om een overgang passend te krijgen, want veel diersoorten zijn kieskeurig in het gebruik van ecopassages. Een das heeft andere behoeften dan een edelhert, dat op zijn beurt weer niet altijd door een reeëntunnel past. Daarom is er per soort een richtlijn.’
‘We onderzoeken, samen met internationale netwerken en kennisinstituten, welke door- en overgangen voor welke soorten werken’, zegt Severijns. ‘En hoe we voorkomen dat bepaalde soorten bepaalde gebieden betreden. Met deze kennis verbeteren we continu onze ecopassages. Na nieuw onderzoek uit Wageningen kijken we bijvoorbeeld nu naar een nieuwe leidraad voor boom- en steenmarters.’
Veilige oversteekplaatsen
Severijns: ’Bij het aanleggen van een doorgang houden we ook rekening met de ligging van de weg. Ligt een weg lager? Dan maken we een brug. Is de weg verhoogd? Dan is een tunnel logischer. Het is daarnaast altijd belangrijk dat ecopassages niet te ver van elkaar af liggen. Hoe ver? Dat verschilt ook weer per soort. Het is al met al een hele puzzel.’
‘Door alleen een passage aan te leggen, zijn we er nog niet. De dieren moeten de faunavoorziening ook kunnen vinden. Daarom begeleiden we ze met behulp van rasters die ze kunnen volgen tot ze bij de overgang komen en veilig oversteken.’
Knelpunten en verbeterpunten
‘Bovendien kan de natuur ons nog steeds verrassen. Zo kroop er laatst een kleine wolf door een dassentunnel op de Veluwe. Het is belangrijk dat we alert blijven op wat er bij onze ecopassages gebeurt en of er aanpassingen nodig zijn. Dat houden we nauwlettend in de gaten.’
‘Als er op 1 plek veel aanrijdingen met dieren plaatsvinden, onderzoeken we of er een overgang aanwezig is en waar de knel- en verbeterpunten zitten. Dit toetsen we onder andere door te kijken naar de hoeveelheid meldingen van aanrijdingen van weggebruikers en aannemers.’
Meldingen zijn cruciaal
‘Data is voor ons cruciaal. Vaak zien we dat voornamelijk ‘aaibare’ dieren worden gemeld, en bijvoorbeeld meeuwen iets minder. Terwijl wij ook hen willen beschermen. Onze data helpt ons om dieren te beschermen én de verkeersveiligheid te waarborgen’, zegt Severijns. ‘Zeker in de lente moeten weggebruikers waakzaam zijn. Dan zijn er veel jonge dieren die niet weten wat verkeer is en hoe gevaarlijk dit kan zijn. Dat leidt tot extra aanrijdingen.’
Is er nog iets anders wat Severijns mensen op het hart wil drukken? ‘Ben zuinig op de ecopassages, want onze dieren hebben ze hard nodig. Ziet u bijvoorbeeld een beschadigde voorziening? Meld dit dan bij Rijkswaterstaat. Hou de ecopassages ten slotte ook van de dieren. We zien steeds vaker dat mensen picknicken op de ecoducten. Dat is niet alleen illegaal, we zorgen er ook voor dat dieren urenlang geen gebruik maken van het ecoduct, omdat ze mensen ruiken. Door hier bewust van te zijn, zorgen we er samen voor dat mens en dier veilig naast elkaar kunnen bestaan.’