Doelen en resultaten
In de variantenstudie zoet-zout Den Oever onderzoekt Rijkswaterstaat mogelijkheden om de overgang tussen de zoute Waddenzee en het zoete IJsselmeer bij Den Oever te verbeteren. Het doel: de natuur in het IJsselmeergebied versterken én zorgen dat er voldoende zoetwater in deze ‘nationale regenton’ blijft.
Belangrijk daarbij is dat de ontwikkeling van natuur en het tegengaan van verzilting hand in hand gaan, en dat de nieuwe overgang goed in deze bijzondere omgeving past. 1 van de mogelijkheden is dat er een brakke zone komt in het IJsselmeer. Dat klinkt paradoxaal, maar kan misschien een mooie combinatie zijn. Een nieuwe verbinding waar vissen heen en weer kunnen tussen de Waddenzee en IJsselmeer.
Een andere mogelijkheid is juist een terugkeermogelijkheid voor vissen creëren. Zo spoelen bij het afvoeren van overtollig IJsselmeerwater jaarlijks miljoenen zoetwatervissen mee naar de zoute Waddenzee. Dat overleven ze lang niet allemaal. Bovendien is het voor trekvissen lastig om heen en weer te zwemmen tussen de Waddenzee en het IJsselmeer.
Daarnaast moeten er maatregelen komen om de indringing van zoutwater in het IJsselmeer bij de Stevinsluizen (schut-, spui- en keersluizen) bij Den Oever beter onder controle te houden. Zodat er minder zoetwater nodig is om de verzilting van het IJsselmeer te bestrijden.
De variantenstudie is een vervolgstudie vanuit de “verkenning Wieringerhoek” (Programmatische Aanpak Grote Wateren) als onderdeel van het voorkeursbesluit Wieringerhoek in samenhang met het project “Bestrijding externe verzilting IJsselmeer Den Oever” van het Deltaprogramma Zoet Water.
De studie is de volgende stap en heeft als doel om één samenhangend ontwerp te maken voor de overgang tussen zout en zoet.
De varianten
In het voorjaar van 2024 presenteren we 3 kansrijke alternatieven; technisch haalbaar en met draagvlak vanuit de omgeving. Daarvoor worden eerst 8 basisvarianten ontworpen, in samenwerking met inhoudelijke experts en belanghebbenden. Hiervoor zijn in het najaar van 2023 ontwerp- en omgevingssessies geweest.
De omgeving is in verschillende sessies betrokken bij het traject. Zowel om bij te dragen aan de specifieke ontwerpen gericht op de drie opgaven, als om mee te denken over de integratie met andere gebiedsopgaven in het vervolgtraject van de variantenstudie.