Nieuwsbericht

100 jaar Zuiderzeewerken: de Amsteldiepdijk

Gepubliceerd op: 5 november 2024, 10.31 uur

In 2024 is het precies 100 jaar geleden dat het eerste Zuiderzeewerk, de Amsteldiepdijk, klaar was. Het was het begin van het grootste waterbouwkundig project ooit in Nederland: de afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee.

Met grote tegenslagen en veel vallen en opstaan kwam deze 2,5 km lange dijk, ook wel de ‘Korte Afsluitdijk’ genoemd, tot stand.

In 1667 ontstond het eerste plan voor de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee, bedacht door ingenieur Hendrik Stevin. Dit plan bleek echter onuitvoerbaar: de techniek om dergelijke dijken te bouwen was nog niet ver genoeg ontwikkeld.

In 1886 werd de Zuiderzeevereniging opgericht met als doel de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van de afsluiting van de Zuiderzee te onderzoeken. Een jaar na de oprichting van deze vereniging nam civiel ingenieur Cornelis Lely de leiding van het technisch onderzoek op zich.

Het startsein

In 1913 werd Lely voor de 3e keer minister van Waterstaat en zorgde hij ervoor dat de inpoldering in het regeringsprogramma werd opgenomen. Koningin Wilhelmina las in dat jaar de plannen voor in de troonrede:

‘Ik acht den tijd gekomen om de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee te ondernemen. Een wetsontwerp tot uitvoering van deze afsluiting en gedeeltelijke droogmaking zal u worden aangeboden.’

Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stagneerden de plannen. Maar de watersnood van januari 1916, waarbij grote delen van Noord-Holland, Utrecht, Gelderland en Overijssel overstroomden, maakte het onderwerp weer actueel.

In 1918 werd de Zuiderzeewet getekend. Het was het startsein voor het indammen van de Zuiderzee. De eerste stap was het dichten van 2 geulen in het Amsteldiep. Daarna kwam een 2,5 km lange dijk die nodig was voor de droogmaking van het Wieringermeer. Hiermee werd ook het eiland Wieringen met de Noord-Hollandse kust verbonden.

‘Merakels harde klei’

Bij de aanbesteding in 1920 dachten dijkbouwers dat zand het belangrijkste materiaal zou zijn voor de dijkaanleg. Zand bleek echter niet de juiste oplossing, omdat het makkelijk water doorlaat. Hierdoor was het te kwetsbaar voor het geweld van het water in de sluitgaten en was er een grote kans dat de dijk zou wegspoelen.

Op aanwijzing van een Wieringer visser, die over ‘zulke merakels harde klei’ sprak, stuitte de aannemer op een andere grondsoort aan de Wieringer wal van het Amsteldiep. Dit bleek keileem te zijn.

Dit type leem is een overblijfsel uit het Saalien, de voorlaatste ijstijd, en bestaat uit een mengeling van klei, leem, zand en stenen. Tijdens het Saalien, zo’n 150.000 jaar geleden, is een grote hoeveelheid keileem in Noord-Holland afgezet. Overal waar keileem voorkomt, waren eerder gletsjers aanwezig, of was er sprake van een ijskap.

Keileem is zeer stevig en laat geen water door waardoor het zeer geschikt is voor de bouw van een dijklichaam. Het is in hoge mate bestand tegen de grillen van de zee en blijft op zijn plaats, ook bij storm wanneer er hoge golven tegen de dijk aan beuken.

Toch had keileem ook een nadeel. Zand en klei werden voor een groot deel gestort met behulp van onderlossers, schuiten waarvan de inhoud gelost werd door de bodem weg te klappen. Bij keileem ging dit zeer moeizaam. Het was zo compact dat het aan de onderlosser bleef kleven en alleen kon worden gelost door er een krachtige waterstraal op te zetten. Om de verwerking van keileem te vergemakkelijken werden speciale keileem onderlossers gemaakt.

Het drama van de Amsteldiepdijk

De nieuwe onderlossers bespoedigden het werk en uiteindelijk verliep de afsluiting van de diepe zeegaten in het Amsteldiep zonder noemenswaardige problemen. Op 31 juli 1924 blokkeerde een hap keileem uit een grijper de laatste stroom water door het Amsteldiep. Een maand later werd de eerste etappe van de Zuiderzeewerken officieel verklaard. Wieringen was geen eiland meer.

Toen het dijkgedeelte op het Balgzand bijna voltooid was, ging het toch nog mis. Door de slappe grond onder het Balgzand verschoof het dijklichaam en werd de onderlaag er zijwaarts uitgeperst. Grote stukken dijk verschoven, verzakten en spoelden weg. Voor de ingenieurs van de Dienst Zuiderzeewerken was het een emotioneel drama.

Alsof het om een verdrinkend kind ging, schreef een van hen: ‘Het is geen prettig gezicht als je een deel van een zinkstuk ondersteboven aan de oppervlakte in de stroom ziet spartelen.’

Natuurgebied ‘De Verzakking’

De verschuiving van het dijklichaam is vandaag de dag nog steeds te zien. De onderlaag is tegenwoordig een natuurgebied van Landschap Noord-Holland, met de treffende naam: ‘De Verzakking’. Het gebied kent een bijzondere flora, omdat er nog steeds zout water onder de dijk doorsijpelt. Je vindt er onder andere echt lepelblad, zilt torkruid, rode ogentroost, rietorchis en de koekoeksbloem.

Naast het ontstaan van een uniek natuurgebied was de bouw van de Amsteldiepdijk vooral een goede leerschool voor de aanleg van het grotere werk: de Afsluitdijk.