Het IJsselmeer en Markermeer als regenton
Een belangrijke functie van het IJsselmeer en Markermeer is het vasthouden van zoetwater voor onder meer drinkwater en droogteperiodes. We noemen deze meren daarom ook wel een regenton. Verder voeren we via het IJsselmeer en de Afsluitdijk overtollig water af naar de Waddenzee.
Hoe komt het water in het IJsselmeergebied?
Het IJsselmeer ontvangt 70% van zijn water van de rivier de IJssel, dit is een aftakking van de Rijn. Hoeveel water dit is, wordt bepaald door onder meer de hoeveelheid sneeuw in de Alpen en de neerslag in het stroomgebied (Zwitserland, Frankrijk en Duitsland) van de Rijn. Het IJsselmeergebied vult zich verder met neerslag en water van beken, kleine rivieren en afwateringsluizen of gemalen.
Hoe voeren we het water af?
Het overtollige water in het IJsselmeer stroomt door de spuisluizen in de Afsluitdijk naar de Waddenzee. Dit noemen we spuien. Bij spuien stroomt het water van het IJsselmeer naar de Waddenzee onder vrij verval. Dit is mogelijk als het water aan de IJsselmeerkant hoger staat dan aan de Waddenzeekant.
Verder voeren we het overtollige water uit het Markermeer af. Dit water stroomt via de spuisluizen in de Houtribdijk naar het IJsselmeer en vervolgens via de spuisluizen in de Afsluitdijk naar de Waddenzee.
We kunnen niet altijd spuien. Wanneer het water in de Waddenzee hoger staat, kan het water niet van het IJsselmeer naar zee stromen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij vloed en bij harde wind uit bepaalde richtingen. Ook kunnen we minder vaak spuien door de stijging van de zeespiegel. Daarom installeren we extra spuisluizen en nieuwe pompen in de Afsluitdijk. Wanneer spuien niet lukt, kunnen de pompen meehelpen om water naar de Waddenzee af te voeren.
Wisselend waterpeil IJsselmeergebied
In het IJsselmeergebied hanteren we in de zomer en winter een ander waterpeil. Zo kunnen we goed inspelen op de veranderende weersomstandigheden in de verschillende seizoenen.
Zomerpeil
In de zomer zorgen we ervoor dat er genoeg water is voor drinkwaterproductie, landbouw, doorspoeling van de polders om het zoutgehalte in de bodem te verlagen, en recreatie. Het water in het IJsselmeergebied staat dan hoger. Dat noemen we het zomerpeil. In de zomer mag het waterpeil schommelen tussen -0,10 m NAP en -0,30 m NAP. Het is dus een flexibel peil. Een NAP-hoogte van 0 m is ongeveer gelijk aan het gemiddeld zeeniveau van de Noordzee.
Winterpeil
In de winter kan er een teveel aan water ontstaan door meer neerslag en doordat rivieren meer water afvoeren. Daarom verlagen we aan het eind van de zomer het waterpeil van het IJsselmeergebied, zodat we het teveel aan water kunnen opvangen en afvoeren naar de Waddenzee. In de winter zorgen we ervoor dat het water niet onder de -0,40 m onder NAP zakt.
Invloed van het weer op de waterstand
Maar de waterstand is niet volledig te controleren. Naast hoge rivierafvoeren en het waterpeil in de Waddenzee, zijn ook neerslag en wind van invloed. Door de wind kan het IJsselmeer ‘scheef’ gaan staan. Bij een harde wind wordt het water 1 richting op geduwd, waardoor het water aan de ene kant van het IJsselmeer of Markermeer hoger komt te staan dan aan de andere kant.