Hoe we het leefgebied herstellen
Bij het ecologisch herstel van de Maas hoort een aantal maatregelen om onder andere een mix van watermilieus langs de Maas terug te brengen. Hoe meer variatie er is in leefgebieden, hoe meer kansen er zijn voor verschillende soorten planten en dieren om terug te keren. Dat is gunstig voor de biodiversiteit en betere ecologische waterkwaliteit die we nastreven.
Natuurvriendelijke oevers
Waar dat kan maken we natuurvriendelijke oevers. Door de stenen oeververdediging zoveel mogelijk te verwijderen, kunnen stroming en golfslag een brede oever 'boetseren'. Dit zijn oevers met ondiepe waterzones, rivierstrandjes en steilranden: plekken waar Maasgebonden planten en dieren zich goed thuis voelen.
Het weghalen van de stenen bestorting helpt ook bij de doorstroming bij hoogwater. De Maas komt zonder oeververdediging namelijk minder strak in haar jasje te zitten. De rivier heeft daardoor bij hoogwater meer ruimte om het water af te voeren. Wel is het belangrijk om de begroeiing op de oevers en uiterwaarden in bedwang te houden, zodat die de doorstroming bij hoogwater niet belemmert.
Evenwichtstoestand
Waar de oeververdediging is weggehaald, zullen scheepsgolven en hoogwaters de grond loswoelen. De oeverrand brokkelt hierdoor af en trekt zich steeds een beetje verder landinwaarts terug. Tegelijk zet de Maas bij hogere waterstanden zand of klei af op haar flanken. Dat is een natuurlijk proces, dat hoort bij een rivier.
Langzaam vormt zich een bredere overgang van water naar land met een strandje en steilranden. Na verloop van tijd kalft de oever steeds minder snel af, om uiteindelijk een evenwichtstoestand te bereiken.
Soms is beperking van de erosie nodig, omdat er bijvoorbeeld op korte afstand een weg of dijk ligt. Of omdat dat voor de scheepvaart van belang is. In zo’n geval laten we een groot deel van de stenen onder water liggen. Wat ook wel gebeurt is dat we op smallere delen van de Maas een deel van de oevergrond na het ‘ontstenen’ meteen afgraven en afvoeren. Zo kan die grond niet lokaal neerslaan in de vaarweg en wordt mogelijke hinder voor schippers voorkomen.
Overigens voegt de vrijkomende grond van de ‘ontsteende’ oevers weinig toe aan de normale hoeveelheid zand en klei (reguliere sedimentlast) die de Maas meevoert.
Aanleg verschillende soorten geulen
Eén van de belangrijkste punten bij het ecologisch herstel van de Maas zijn de geulen, omdat ze verbonden zijn aan een volwaardig rivierenlandschap. Kernwoord is ook hier: afwisseling tussen stromend, rustig kabbelend en stilstaand water.
In de praktijk betekent dit een mix van 3 typen. Als eerste is er de permanent meestromende nevengeul, die aan beide kanten in open verbinding met de Maas staat. Een specifieke variant hiervan is de stuwpasserende nevengeul. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het verval bij de stuw om stromend water in de ernaast gegraven geul te krijgen.
De variant benedenstrooms aangetakte geul heeft een drempel aan de bovenstroomse kant. Daarom stroomt dit type geul alleen bij hogere waterstanden mee met de rivier. Dat is meteen een verversingsmoment; aanvoer van vers water en afvoer van overtollig slib.
Laatste categorie is de geïsoleerd liggende geul, die bij lage en normale waterstanden niet met de Maas in verbinding staat. Een bijzondere variant van deze geïsoleerd liggende geulen zijn de kwelgeulen, die met name kenmerkend zijn voor de Zandmaas. Dit type ligt meestal wat verder landinwaarts en loopt alleen bij erg hoge afvoeren vol met Maaswater. Niet alleen de oeverzone, maar het hele winterbed tot aan de dijk ‘doet dan mee’.
Op deze manier hebben we de afgelopen jaren langs de hele rivier al op verschillende plekken verschillende soorten geulen aangelegd.
Rond 's-Hertogenbosch hebben we bijvoorbeeld 3 Maasuiterwaarden heringericht om planten, vissen en andere waterdieren een beter leefgebied te geven: Blauwe Sluis, Empelse Waard en Henriëttewaard-Crèvecoeur. Bij Maasbommel ligt een geïsoleerde oevergeul. En in Maastricht is in stadsuiterwaard de Kleine Weerd een nevengeul met natuurvriendelijke oevers aangelegd.
Maasuiterwaard de Kleine Weerd in Maastricht voor en na aanleg van een meestromende nevengeul in 2015.
Opnieuw inrichten uiterwaarden
Ook projecten met de insteek om voor lagere waterstanden bij hoogwater te zorgen, leveren vaak een aantrekkelijke omgeving voor waterplanten en -dieren op. Dat geldt bijvoorbeeld voor de afgeronde hoogwatergeulen bij Ooijen-Wanssum, Well-Aijen en Raaijweide Venlo.
De 3 grote uiterwaardprojecten tussen Grave en Lith mogen hier zeker niet onvermeld blijven. Dit zijn zogenoemde NURG-projecten, wat staat voor Nadere Uitwerking Rivierengebied.
Ook hier gaan natuur en hoogwaterveiligheid harmonieus samen. Zo zijn bij Batenburg en Keent gedempte meanders van de Maas opnieuw uitgegraven en verbonden met de rivier. Ook het verlagen van de uiterwaard en die voorzien van ondiepe plassen, hoorde hierbij.
Ter hoogte van Oijen is in de Hemelrijkse Waard 225 ha landbouwgrond omgevormd tot een waterrijke wildernis voor riviernatuur en meer ruimte bij hoogwater.
De komende jaren staan tussen Ravenstein en Lith nog meer van dit soort maatregelen op het programma vanuit het project Meanderende Maas, onder leiding van Waterschap Aa en Maas. En ook Natuurmonumenten is actief in dit gebied met projecten als Demen-Dieden en De Lymen.
In de Zandmaas worden in verschillende dijkversterkingsprojecten ook KRW-doelen meegenomen. Voorbeelden daarvan zijn Baarlo-Hout-Blerick en Lob van Gennep, beide met waterschap Limburg als kartrekker.
Rijkswaterstaat zoekt dan ook bij initiatieven van andere partijen zoveel mogelijk de samenwerking op. Met als doel om ook het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit van de Maas een goed plekje in de plannen te geven. En dat telt weer mee om onze opdracht vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water te halen.
Samenwerking met de waterschappen bij de beekmondingen
In 2006 hebben Rijkswaterstaat, waterschap Limburg en waterschap Aa en Maas de handen ineengeslagen bij het herstel van de beekmondingen die uitkomen in de Maas. Sindsdien werken we als waterbeheerders samen aan het verbeteren van deze belangrijke ecologische ‘blauwe knooppunten’. Het betreffende waterschap is vaak kartrekker bij de uitvoering. Dat geldt ook voor de samenwerking met waterschap Brabantse Delta in de Bergsche Maas.
Daarnaast neemt Rijkswaterstaat het herstel van beekmondingen op in bredere ecologische KRW-werkpakketten. Daarin zitten dan ook andere maatregelen, zoals het ontstenen van Maasoevers en aanleggen van geulen.
De ecologische verbetermaatregelen verschillen per beek. Vaak halen we verhardingen langs de monding en op de bodem weg, verwijderen we hindernissen of leggen we er vispassages omheen, zoals bij watermolens of gemalen. Waar dat kan krijgt de beek zijn oude (slingerende) loop terug. Ook passen we rivierhout toe of maken we de bodem zandiger als stimulans voor het waterleven.
In een aantal ‘verdronken’ beekmondingen is een dammetje van keien aangebracht, met een zwemopening voor vis. Het gaat hier om beken die te diep onder water staan; het Maaswater dringt te ver de beek binnen, vooral bij het passeren van schepen. Dit speelt onder meer bij de Tasbeek ter hoogte van Kessel, de Rekgraaf bij Vierlingsbeek en de Aijense beek. Vissen in de Maas kunnen de beken daardoor niet meer goed herkennen als de plek waar ze naar toe moeten om te paaien of op te groeien. De zogenoemde lokstroom is hier niet krachtig genoeg.
De bedoeling van de dammetjes is dat ze aan rivierzijde als een golfbreker werken en aan landzijde zand vasthouden dat anders zou wegspoelen naar de rivier. Met als doel dat de bodem van de beekmonding geleidelijk hoger wordt. Dat moet weer zorgen voor een aantrekkelijkere habitat voor allerlei flora en fauna, inclusief een betere lokstroom voor vis.
Herintroductie rivierhout
Dood hout in de vorm van afgestorven bomen en grote takken hoort van nature in een rivier. Het vormt onder water een belangrijke schakel in de voedselketen. Dode bomen vormen als het ware een koraal voor ongewervelde diertjes die met het blote oog nét te zien zijn, zoals kokerjufferlarven, vlokreeftjes en eendagsvliegen.
Deze diertjes worden weer gegeten door vissen zoals de kopvoorn, winde en sneep. Zij gebruiken de takken en wortels van de boom om te schuilen, te paaien en naar voedsel te zoeken. Al dit leven trekt vervolgens ook visetende vogels aan.
Om de bevaarbaarheid en hoogwaterveiligheid van ons binnenwater te verbeteren, hebben we in de loop van de tijd het meeste rivierhout verwijderd. Alleen zijn hierdoor ook plant- en diersoorten die op hout leven voor een groot deel verdwenen. Daarom brengen we nu opnieuw hout terug in onze rivieren.
Dat doen we door op gecontroleerde wijze dode bomen af te zinken. Dit past bij andere ecologische herstelmaatregelen zoals het realiseren van natuurvriendelijke oevers, geulen en beekmondingen.
Natuurlijk leggen we de dode bomen stevig vast zodat ze niet kunnen wegdrijven. En alleen daar waar ze geen hinder voor de doorstroming of scheepvaart veroorzaken; in geulen en kribvakken bijvoorbeeld. Kijk voor meer informatie en locaties met rivierhout langs de Maas op de pagina rivierhout.
Foto links: Afzinken dode boom in de monding van de Aalsbeek bij Venlo. De boom ligt stevig vast aan een stalen bint om wegdrijven te voorkomen. Rechts: baars en winde bij een boomrif onder water.
Weghalen kribben
Op sommige plekken haalt Rijkswaterstaat de kribben weg. Toen de Maas nog vrij afstroomde, was het doel van de kribben om het water naar het midden van de rivier te leiden. Voor schepen was de Maas zo ook nog diep genoeg bij lagere waterstanden. Sinds de Maas ongeveer een eeuw geleden 7 stuwen kreeg, hebben de kribben in dat gestuwde deel geen functie meer.
We halen ze nu zoveel als mogelijk weg, om de doorstroming bij hoogwater te bevorderen. Zoals tussen Oeffelt en Cuijk, met de verwijdering van 14 kribben op de linkeroever. Stroomafwaarts vanaf stuw Lith stroomt de Maas wel vrij af. Daar helpen de kribben de scheepvaart nog altijd in drogere tijden.
Duurzaam hergebruik
Vrijkomend materiaal als basaltkeien, grind, zand en klei gooien we niet zomaar weg. De aannemer zorgt voor duurzaam hergebruik bij andere projecten. Zo vindt keramische klei vaak zijn weg naar steenfabrieken, voor de productie van dakpannen. Andere klei is weer heel geschikt om dijken mee te versterken en keien worden opnieuw toegepast bij onder meer de bouw van dammen en oeverconstructies.
Bakenbomen
We werken aan nieuw beleid voor het planten en beheren van bakenbomen.